De spreekbeurt is al sinds decennia een van de manieren waarop het onderwijs in mondelinge taalvaardigheid in het basisonderwijs tot uiting komt. De spreekbeurt maakt deel uit van de taalruimte die kinderen krijgen in de klassensituatie. De leerkracht is er verantwoordelijk voor dat de spreekbeurten zo onder de kinderen worden verdeeld dat iedereen de spreektijd krijgt die hij of zij nodig heeft. Leerlingen kiezen zelf een onderwerp of hen wordt een onderwerp toegewezen. Ze verzamelen informatie en presenteren het onderwerp op een van tevoren afgesproken moment aan de groep. Zo laat de leerkracht de kinderen naar elkaar luisteren, op elkaar reageren en zich andere eenvoudige gesprekregels eigen maken. Dit is een veelgebruikte werkvorm op de basisschool. Door het houden van spreekbeurten worden er een aantal belangrijke vaardigheden aan het kind geleerd.
Vrij zijn in het spreken voor of in groepen
Toename van je zelfvertrouwen
“jezelf zijn” voor elk publiek
Plankenkoorts vermindert of verdwijnt.
Hoe je met angst omgaat bij het spreken in het openbaar.
Verbinding voelen met je publiek, terwijl je spreekt. enz
Kinderen weten dat je kan luisteren en praten met verschillende doelen. Ze moeten de inhoud en bedoeling van wat er tegen hen gezegd wordt tijdens zoeen spreekbeurt kunnen begrijpen. Ze stellen vragen om iets te weten te komen over dingen die ze zelf belangrijk vinden. Ze moeten datgene dat ze onderzocht hebben naar voren kunnen brengen en iets zo kunnen uitleggen dat de andere kinderen het begrijpen. Bij dit alles moeten de kinderen het besef hebben dat ze steeds gebruik kunnen en moeten maken van communicatiemiddelen. Taal is en blijft een communicatie-
middel.
Mondelinge taalvaardigheid is nauw verbonden met leren lezen en schrijven. Ontwikkeling van een van deze domeinen brengt ook een ontwikkeling in de andere domeinen met zich mee.
Het onderwijs in Nederlandse taal op de basisschool is erop gericht, dat de kinderen nu, en later als volwassenen, kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Dat betekent dat kinderen zich in allerlei situaties mondeling en schriftelijk kunnen uitdrukken. Het betekent ook dat ze gesproken en geschreven uitingen van anderen begrijpen. Ze beschikken daartoe over technische vaardigheden die spreken, luisteren, lezen en schrijven mogelijk maken. Daarnaast beheersen ze conventies die in het alledaagse maatschappelijk verkeer gelden.
Een belangrijke attitude die de school nastreeft, is dat kinderen waardering hebben voor verschillen tussen talen die in hun omgeving gesproken worden, en dat ze ten opzichte van sprekers van andere talen tolerant zijn. Deze houding is een voorwaarde voor deelname aan een interculturele samenleving.
|